Hoge Raad, 24-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:780, 18/04653
Hoge Raad, 24-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:780, 18/04653
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 april 2020
- Datum publicatie
- 24 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:780
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:2722
- Zaaknummer
- 18/04653
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/04653
Datum 24 april 2020
ARREST
in de zaak van
VOF [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraken van het Gerechtshof Den Haag van 12 oktober 2018, nrs. BK-18/00484 en BK-18/00483, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 17/3958 en SGR 17/3957) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen en een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraken van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraken. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.