Hoge Raad, 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:988, 19/05491
Hoge Raad, 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:988, 19/05491
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 mei 2020
- Datum publicatie
- 29 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:988
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2019:4018
- Zaaknummer
- 19/05491
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/05491
Datum 29 mei 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 5 november 2019, nr. 17/00395, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 16/3630) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Bloemendaal voor het jaar 2016 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] .
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.