Home

Hoge Raad, 02-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1057, 20/03312

Hoge Raad, 02-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1057, 20/03312

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 juli 2021
Datum publicatie
2 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1057
Zaaknummer
20/03312

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/03312

Datum 2 juli 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2020, nrs. 19/00821 en 19/00822, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 18/3800 en HAA 18/3801) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en een door belanghebbende gedaan verzoek om veroordeling in de proceskosten.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Collij, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing