Hoge Raad, 06-08-2021, ECLI:NL:HR:2021:1190, 19/03890
Hoge Raad, 06-08-2021, ECLI:NL:HR:2021:1190, 19/03890
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 augustus 2021
- Datum publicatie
- 6 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1190
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:5702, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/03890
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/03890
Datum 6 augustus 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juli 2019, nrs. 17/00532 en 17/00533, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/4014 en 16/4015) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2009 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente, alsmede de voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Hendriks, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.