Hoge Raad, 15-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1529, 21/00748
Hoge Raad, 15-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1529, 21/00748
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2021
- Datum publicatie
- 15 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1529
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:4152
- Zaaknummer
- 21/00748
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00748
Datum 15 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, nrs. 19/00730 en 19/00731, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Limburg (nrs. AWB 18/1640 en 19/467) betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslagen in de Bedrijfsinvesteringszone-bijdrage.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door C.M.J.E.P. Meerts, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.