Hoge Raad, 05-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1659, 20/00130
Hoge Raad, 05-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1659, 20/00130
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 november 2021
- Datum publicatie
- 5 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1659
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:10475
- Zaaknummer
- 20/00130
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00130
Datum 5 november 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2019, nr. 17/003921, betreffende het door belanghebbende op aangifte voldane bedrag aan kansspelbelasting over het tijdvak juli 2008.
1 Het eerste en tweede geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 27 juni 20142 is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam3, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest. Bij arrest van de Hoge Raad van 17 maart 20174 is vernietigd de uitspraak van het laatstgenoemde Hof5, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het derde geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door B. Jongmans en D.G. Barmentlo, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Namens partijen is de zaak toegelicht, voor belanghebbende door B. Jongmans, advocaat te Halfweg, en D.G. Barmentlo, advocaat te Amsterdam, voor de Staatssecretaris door C.M. Bergman, advocaat te Den Haag.
3 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).