Hoge Raad, 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1845, 20/03226
Hoge Raad, 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1845, 20/03226
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 december 2021
- Datum publicatie
- 24 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1845
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:441
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2020:1572
- Zaaknummer
- 20/03226
Inhoudsindicatie
Art. 15, lid 3, Verdrag Nederland-Zwitserland 2010. In (af)bouwfase verkerend schip dat bestemd is om pijpen te leggen en boorplatforms te verplaatsen. Oefent de bemanning de dienstbetrekking uit aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03226
Datum 24 december 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 augustus 2020, nrs. BK-19/00610 en BK-19/006111 op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 19/932 en SGR 19/1153), betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door V.J. de Groot, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 30 april 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.2
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende woonde in 2014 en 2015 in Nederland.
Vanaf 1 april 2014 is belanghebbende in dienstbetrekking bij [A] SA (hierna: [A]), gevestigd in Zwitserland. Zijn werkzaamheden verricht hij op schepen van de aan [A] gelieerde [B] SA (hierna: [B]). Het hoofdkantoor van [B] bevindt zich in Zwitserland. [B] levert diensten op zee aan opdrachtgevers in de olie- en gasindustrie. De belangrijkste diensten zijn het leggen van pijpleidingen op de zeebodem en het verwijderen van platforms.
Belanghebbende heeft in 2014 en heel het jaar 2015 gewerkt aan boord van [C], een schip dat wordt gebruikt voor het lichten en verplaatsen van grote platforms en het leggen van pijplijnen voor olie- en gastransport (hierna: het schip). Het schip is gebouwd op een werf in Zuid-Korea en is vanaf 18 november 2014 overgebracht naar [Q] om daar te worden afgebouwd. Op 8 januari 2015 is het schip in [Q] aangemeerd. In 2016 is het schip voor het eerst uitgevaren.
In 2014 en 2015 heeft belanghebbende geen werkzaamheden in Zwitserland verricht en zijn van [A] genoten loon over die jaren is niet aldaar in de belastingheffing betrokken.
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2014 en 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd waarbij geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het van [A] genoten loon is verleend.
3 Het geschil bij het Hof
Voor het Hof was onder meer in geschil of belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 op grond van artikel 15, lid 3, van het Belastingverdrag Nederland-Zwitserland van 26 februari 2010 (hierna: het Verdrag) recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het van [A] genoten loon.
Het Hof heeft onder verwijzing naar het commentaar bij artikel 3, lid 1, letter e, en artikel 8 van het OESO-modelverdrag 2008 geoordeeld dat het schip gedurende de jaren 2014 en 2015 niet is geëxploiteerd voor het vervoer van personen of goederen in internationaal verkeer. Daarbij wijst het Hof er op dat het schip zich tijdens de (af)bouwperiode in 2014 ruim tien maanden op de werf in Zuid-Korea heeft bevonden en in 2015 vrijwel het gehele jaar in de [...] haven. Weliswaar kan worden aangenomen dat tijdens de overbrenging van het schip van Zuid-Korea naar [Q] personen en goederen zijn vervoerd, maar dit betreft een specifieke vervoersbeweging tijdens de bouwfase van het schip met het oog op de afbouw ervan. Het heffingsrecht over het door belanghebbende van [A] ontvangen loon is toegewezen aan Nederland, aldus het Hof.