Hoge Raad, 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1975, 21/00163
Hoge Raad, 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1975, 21/00163
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 december 2021
- Datum publicatie
- 24 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1975
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2020:3863
- Zaaknummer
- 21/00163
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00163
Datum 24 december 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 december 2020, nr. 17/00403bis1, betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017, nr. 15/02923, ECLI:HR:2017:1171, is vernietigd de uitspraak van het Hof, nr. 13/003972, met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door B.J.B. Boersma, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).