Home

Hoge Raad, 26-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:298, 20/01389

Hoge Raad, 26-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:298, 20/01389

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 februari 2021
Datum publicatie
26 februari 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:298
Zaaknummer
20/01389

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01389

Datum 26 februari 2021

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 16 maart 2020, nrs. AWB 19/2175, en AWB 19/4863 tot en met AWB 19/4865, op het verzet van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing