Home

Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:403, 20/02207

Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:403, 20/02207

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 maart 2021
Datum publicatie
19 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:403
Formele relaties
Zaaknummer
20/02207

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/02207

Datum 19 maart 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DORDRECHT

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 juni 2020, nr. BK-19/00786, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 19/710) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2 Beoordeling van de klacht

De Hoge Raad heeft de klacht over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat de klacht niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klacht is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing