Hoge Raad, 26-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:432, 20/03364
Hoge Raad, 26-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:432, 20/03364
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 maart 2021
- Datum publicatie
- 26 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:432
- Zaaknummer
- 20/03364
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03364
Datum 26 maart 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het BESTUUR VAN BELASTINGSAMENWERKING GEMEENTEN & HOOGHEEMRAADSCHAP UTRECHT
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 september 2020, nr. 19/01144, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. 17/4974) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelasting en in de watersysteemheffing voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] .
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door C. Hage, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het bestuur van Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, vertegenwoordigd door [P1] en [P2], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.