Hoge Raad, 13-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:563, 19/02993
Hoge Raad, 13-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:563, 19/02993
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 april 2021
- Datum publicatie
- 13 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:563
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:375
- Zaaknummer
- 19/02993
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Middelen over 1. verwerping preliminair verweer strekkende tot nietigverklaring oproeping ontnemingszaak in e.a. en 2. vaststelling omvang w.v.v., i.h.b. v.w.b. doorberekening eerdere oogsten. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/02989.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02993 P
Datum 13 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 juni 2019, nummer 20-002692-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de betrokkene.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2021.