Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:865, 20/02229
Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:865, 20/02229
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 juni 2021
- Datum publicatie
- 11 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:865
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2020:2365, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/02229
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02229
Datum 11 juni 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2020, nrs. 19/00940 tot en met 19/00944, betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven bindende tariefinlichtingen.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1225, is vernietigd de uitspraak van het Hof, nrs. 14/00707 tot en met 14/00711, met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).