Home

Hoge Raad, 22-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:87, 19/01489

Hoge Raad, 22-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:87, 19/01489

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 januari 2021
Datum publicatie
22 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:87
Formele relaties
Zaaknummer
19/01489

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/01489

Datum 22 januari 2021

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 7 februari 2019, nr. 18/00098, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-HollandNoord-Holland (nr. HAA 17/1707) betreffende een aan belanghebbende over het tijdvak mei 2016 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing