Hoge Raad, 18-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:973, 21/00158
Hoge Raad, 18-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:973, 21/00158
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 juni 2021
- Datum publicatie
- 18 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:973
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:10026, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00158
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00158
Datum 18 juni 2021
ARREST
in de zaak van
de erfgenamen van [A], gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 december 2020, nr. 19/01330, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/5746) betreffende een door belanghebbenden gedaan verzoek om een veroordeling in de proceskosten.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden, vertegenwoordigd door D.C.H. Heijmink, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.