Home

Hoge Raad, 15-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:1083, 20/00639

Hoge Raad, 15-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:1083, 20/00639

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 juli 2022
Datum publicatie
15 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1083
Formele relaties
Zaaknummer
20/00639

Inhoudsindicatie

Accijns; artt. 2a, 2b en 2c Wet op de accijns; artt. 10, 20, 24 en 28 Richtlijn 2008/118/EG; overbrenging accijnsgoederen onder accijnsschorsingsregeling vanuit Nederland naar een belastingentrepot; valse afmelding in EMCS; bewijs van regelmatige beëindiging accijnsschorsingsregeling; plaats van onregelmatigheid; aansprakelijkheid vergunninghouder accijnsgoederenplaats.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/00639

Datum 15 juli 2022

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 januari 2020, nrs. 16/03512 en 16/035131, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 14/3790) betreffende een aan belanghebbende over de periode van 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012 opgelegde naheffingsaanslag in de accijns en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Booij en G. van Dam, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 30 april 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1.1 Belanghebbende drijft een groothandel in alcoholische en non-alcoholische dranken. Zij heeft een vergunning voor een accijnsgoederenplaats in de zin van artikel 1a, lid 1, letter b, van de Wet op de accijns (hierna: de Wet).

2.1.2 In de periode 13 november 2012 tot en met 22 november 2012 heeft belanghebbende acht maal een partij alcoholische dranken verkocht en uit haar accijnsgoederenplaats uitgeslagen om onder schorsing van accijns te doen overbrengen naar een belastingentrepot in Zweden. Zij heeft voor elke zending een elektronisch administratief document (hierna: e-AD) doen opmaken in het geautomatiseerde systeem EMCS (Excise Movement and Control System) als bedoeld in artikel 1a, letter a, van het Uitvoeringsbesluit accijns (hierna: het Uitvoeringsbesluit). In elk e-AD heeft zij het nummer opgegeven van de vergunning voor het belastingentrepot in Zweden en daarbij het nummer van het bij dat belastingentrepot behorende afleveradres vermeld, zoals die aan haar door de koper waren verstrekt. Elke partij alcoholische dranken is bij de accijnsgoederenplaats van belanghebbende opgehaald door een vervoerder die niet in opdracht van belanghebbende handelde.

2.1.3 Voorafgaand aan de eerste verzending heeft belanghebbende via het geautomatiseerde systeem SEED (System Exchange Excise Data) bevestigd gekregen dat het opgegeven nummer van de vergunning voor het belastingentrepot in Zweden bestaat en nog actief is. Bij de in artikel 2, lid 3, van het Uitvoeringsbesluit voorziene controle, die binnen EMCS na het indienen van een voorlopig e-AD geautomatiseerd wordt uitgevoerd, zijn de gegevens over dat belastingentrepot in orde bevonden. Daarop is het hiervoor in 2.1.2 bedoelde definitieve e-AD aan belanghebbende verstrekt. Na elke verzending is in EMCS een melding gedaan dat de op het e-AD vermelde geadresseerde de desbetreffende partij alcoholische dranken heeft geaccepteerd. De Zweedse autoriteiten hebben deze melding binnen EMCS overgebracht aan de Nederlandse douane. Belanghebbende is via EMCS door de Nederlandse douane van die melding op de hoogte gesteld.

2.1.4 Nadien hebben de Zweedse douaneautoriteiten de Inspecteur geïnformeerd dat uit door hen verricht onderzoek is gebleken dat de acht partijen alcoholische dranken niet zijn aangekomen in het in het e-AD opgegeven belastingentrepot en dat de voor elke partij in EMCS geplaatste melding van ontvangst in het belastingentrepot vals is gebleken. De vergunning voor het belastingentrepot was, aldus de Zweedse douaneautoriteiten, tot 27 november 2012 in het bezit van een bepaalde persoon die geen van de zendingen in zijn belastingentrepot heeft ontvangen. Het aan belanghebbende opgegeven afleveradres betrof opslagruimte in een zogenoemd ‘self-storage’-gebouw in Zweden. Zowel op het moment waarop elke partij alcoholische dranken de accijnsgoederenplaats van belanghebbende verliet als op het moment waarop de ontvangst daarvan volgens de in EMCS gedane melding zou hebben plaatsgevonden, werd deze ruimte niet meer door de hiervoor bedoelde persoon gehuurd en had die persoon dus al geen toegang meer tot die ruimte.

2.1.5 De Inspecteur heeft belanghebbende op 8 juli 2013 schriftelijk op de hoogte gesteld van de bevindingen van de Zweedse autoriteiten. Hij heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat de beëindiging van de overbrenging van de partijen alcoholische dranken naar Zweden overeenkomstig artikel 2b, lid 2, van de Wet heeft plaatsgevonden, dan wel aan te tonen waar tijdens het vervoer de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. Van deze gelegenheid heeft belanghebbende binnen de door de Inspecteur gestelde termijn geen gebruik gemaakt.

2.1.6 Vervolgens heeft de Inspecteur bij belanghebbende een administratieve controle ingesteld naar de door haar in de periode 1 oktober 2012 tot en met 31 maart 2013 gedane aangiften voor de accijns en de naleving van de in haar vergunning voor de accijnsgoederenplaats opgenomen voorschriften. Naar aanleiding van de bevindingen van die controle is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de accijns opgelegd ter zake van de acht partijen alcoholische dranken.

3 De oordelen van het Hof

3.1

Voor zover in cassatie van belang, was voor het Hof in geschil:i) of, gelet op Richtlijn 2008/118/EG3, Verordening (EG) nr. 684/20094, de Wet en het Uitvoeringsbesluit, de accijnsschorsingsregeling voor het overbrengen van de acht partijen alcoholische dranken op juiste wijze is beëindigd met de in EMCS geplaatste en door de Zweedse autoriteiten akkoord bevonden melding dat de goederen in het belastingentrepot zijn ontvangen, en zo nietii) of de Inspecteur op grond van artikel 2c, lid 3, van de Wet in samenhang gelezen met artikel 10 van Richtlijn 2008/118/EG bevoegd is om ter zake van uitslag tot verbruik van de acht partijen alcoholische dranken accijns te heffen op de grond dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de overbrenging wel op regelmatige wijze is geëindigd of dat de onregelmatigheid buiten Nederland heeft plaatsgevonden.

3.2.1

Over het hiervoor in 3.1, onder i) bedoelde geschilpunt heeft het Hof geoordeeld dat de accijnsschorsingsregeling voor het overbrengen van accijnsgoederen niet op de juiste wijze is beëindigd wanneer het in de artikelen 24, lid 1, en artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde bericht van ontvangst berust op valse informatie. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur met de hiervoor in 2.1.4 bedoelde bevindingen van de Zweedse autoriteiten aannemelijk gemaakt dat het door belanghebbende ontvangen bericht van ontvangst berustte op valse informatie. Het Hof heeft aannemelijk geacht dat de acht partijen alcoholische dranken niet door de geadresseerde zijn ontvangen en dat deze dranken ook niet kunnen zijn aangekomen in het belastingentrepot in Zweden dat was vermeld in het e-AD. Dit brengt mee dat niet is voldaan aan de in artikel 2a, lid 1, letter b, van de Wet gestelde voorwaarde dat de accijnsgoederen naar een belastingentrepot zijn overgebracht. Het niet-voldoen aan deze voorwaarde betekent dat de acht partijen alcoholische dranken zijn onttrokken aan de accijnsschorsingsregeling zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, letter a, van de Wet, en dus zijn uitgeslagen tot verbruik, aldus nog steeds het Hof.

3.2.2

Over het hiervoor in 3.1, onder ii), bedoelde geschilpunt heeft het Hof als volgt geoordeeld. Vanwege de omstandigheid dat de geadresseerde in Zweden op de tijdstippen waarop de acht partijen alcoholische dranken de accijnsgoederenplaats van belanghebbende verlieten, niet beschikte over (opslagruimte op het adres van) het belastingentrepot, kan geen sprake zijn van onregelmatigheden tijdens het overbrengen van deze goederen met als bestemming een belastingentrepot. Het Hof heeft daaruit de conclusie getrokken dat in deze gevallen op grond van artikel 2c, lid 3, van de Wet de onregelmatigheid die resulteerde in uitslag tot verbruik, moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland op het tijdstip van aanvang van de overbrenging, tenzij belanghebbende daarvan het tegenbewijs levert. Het Hof heeft geoordeeld dat noch het in EMCS geplaatste bericht van ontvangst noch de door belanghebbende overgelegde bescheiden van de vervoerder en de expediteur bewijzen dat de goederen in het belastingentrepot in Zweden zijn opgenomen en evenmin bewijs vormen dat zich een onregelmatigheid heeft voorgedaan buiten Nederland. De accijnsgoederen worden dan geacht te zijn uitgeslagen tot verbruik uit de accijnsgoederenplaats van belanghebbende, zodat de verschuldigde accijns op grond van artikel 51 van de Wet van belanghebbende kan worden nageheven, aldus nog steeds het Hof.

4 Beoordeling van de middelen

5 Vergoeding van immateriële schade

6 Proceskosten

7 Beslissing