Hoge Raad, 09-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1146, 20/01549
Hoge Raad, 09-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1146, 20/01549
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 september 2022
- Datum publicatie
- 9 september 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1146
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:2782, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/01549
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01549
Datum 9 september 2022
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2020, nr. 19/008451, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/6556) betreffende het door belanghebbende op aangifte voldane bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.Belanghebbende, vertegenwoordigd door W.A.P. Nieuwenhuizen, heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.