Hoge Raad, 14-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1461, 21/03539
Hoge Raad, 14-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1461, 21/03539
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 oktober 2022
- Datum publicatie
- 14 oktober 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1461
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBZWB:2021:3589
- Zaaknummer
- 21/03539
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03539
Datum 14 oktober 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juli 2021, nr. BRE 18/2435 V1, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 8 oktober 2019.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.