Hoge Raad, 21-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1500, 21/01319
Hoge Raad, 21-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1500, 21/01319
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 oktober 2022
- Datum publicatie
- 21 oktober 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1500
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2021:617, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/01319
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/01319
Datum 21 oktober 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 februari 2021, nrs. 19/00639 tot en met 19/006421, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/6454 en BRE 19/1010 tot en met BRE 19/1012) betreffende een door belanghebbende op aangifte over het tijdvak maart 2017 voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.