Home

Hoge Raad, 18-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:221, 21/03371

Hoge Raad, 18-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:221, 21/03371

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 februari 2022
Datum publicatie
18 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:221
Formele relaties
Zaaknummer
21/03371

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/03371

Datum 18 februari 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 juni 2021, nrs. 20/00068 en 20/000691, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 19/1931 en HAA 19/3059) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door F.A. Piek, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing