Hoge Raad, 18-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:382, 20/00288
Hoge Raad, 18-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:382, 20/00288
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 maart 2022
- Datum publicatie
- 18 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:382
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:10946
- Zaaknummer
- 20/00288
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00288
Datum 18 maart 2022
ARREST
in de zaak van
de fiscale eenheid [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2019, nr. 18/010721, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/5110) betreffende een aan belanghebbende over het tijdvak 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.T. van Daatselaar, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.