Hoge Raad, 05-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:405, 21/00634
Hoge Raad, 05-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:405, 21/00634
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 april 2022
- Datum publicatie
- 5 april 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:405
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:71
- Zaaknummer
- 21/00634
Inhoudsindicatie
Diefstal. Middelen over de strafoplegging. 1. Klacht dat het hof ten onrechte heeft overwogen dat de verdachte zich blijkens zijn JD “heel vaak” aan fietsendiefstal heeft schuldig gemaakt. 2. Klacht over overweging hof dat verdachte eerder in beroep is gegaan tegen een veroordeling waarbij aan hem bijzondere voorwaarden waren opgelegd. HR: art. 81.1 RO.
Samenhang met 21/00631 en 21/00635.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/00634
Datum 5 april 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 februari 2021, nummer 21-006013-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten, beiden advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2022.