Hoge Raad, 04-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:42, 20/03024
Hoge Raad, 04-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:42, 20/03024
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 4 februari 2022
- Datum publicatie
- 4 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:42
- Zaaknummer
- 20/03024
Inhoudsindicatie
Vergoeding immateriële schade en proceskosten in een geval waarin het beroep niet-ontvankelijk is.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03024
Datum 4 februari 2022
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER & WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE NOORDWIJK
tegen
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 augustus 2020, nrs. SGR 19/675 V en SGR 19/676 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 11 februari 2020. De uitspraak van de Rechtbank op verzet is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Het College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Noordwijk, vertegenwoordigd door [P1] en [P2], heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op verzet beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door D.A.N. Bartels, heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
2 Beoordeling van de in het principale beroep aangevoerde klachten
Belanghebbende heeft op 8 maart 2018 een bezwaarschrift ingediend bij de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. Die heeft bij uitspraken van 17 december 2018 het bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het door belanghebbende tegen die uitspraken ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het daartegen ingestelde verzet ongegrond verklaard.
In de uitspraak op verzet heeft de Rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en tot vergoeding van proceskosten.
De klachten die zijn gericht tegen het in 2.2 weergegeven oordeel van de Rechtbank slagen. In een geval als dit, waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor berechting alleen betrekking hebben op de procedure bij de Rechtbank.1 De Rechtbank had de heffingsambtenaar dus niet mogen veroordelen tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en tot vergoeding van proceskosten.
3 Beoordeling van de in het incidentele beroep in cassatie aangevoerde klacht
De Hoge Raad heeft de klacht over de uitspraak van de Rechtbank op verzet beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klacht is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).