Home

Hoge Raad, 25-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:421, 20/01469

Hoge Raad, 25-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:421, 20/01469

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 maart 2022
Datum publicatie
25 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:421
Formele relaties
Zaaknummer
20/01469

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01469

Datum 25 maart 2022

ARREST

in de zaak van

[X] V.O.F. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 maart 2020, nr. 17/005411, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank ZeelandWestBrabant (nrs. BRE 15/5309, 15/5310, 16/2303, 16/2304 en 16/1743) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonheffingen over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.L. Faber en R.B.H. Beune, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing