Home

Hoge Raad, 01-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:48, 20/03132

Hoge Raad, 01-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:48, 20/03132

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 februari 2022
Datum publicatie
1 februari 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:48
Formele relaties
Zaaknummer
20/03132

Inhoudsindicatie

Grootschalige oplichting, via o.m. Marktplaats, door stelconplaten en andere bouwmaterialen te koop aan te bieden. Bewezenverklaring houdt in dat verdachte een groot aantal personen heeft opgelicht, “onder meer” de in de bewezenverklaring genoemde personen. Middel klaagt dat bewezenverklaring onvoldoende duidelijk is. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 20/00736.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/03132

Datum 1 februari 2022

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 september 2020, nummer 20-002448-17, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2022.