Hoge Raad, 01-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:484, 21/02058
Hoge Raad, 01-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:484, 21/02058
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 april 2022
- Datum publicatie
- 1 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:484
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2021:975
- Zaaknummer
- 21/02058
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02058
Datum 1 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], Canada (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 april 2021, nr. 20/002821, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Limburg (nr. AWB/ROE 19/1960) betreffende van belanghebbende geheven leges.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.