Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:610, 20/04016
Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:610, 20/04016
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 april 2022
- Datum publicatie
- 22 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:610
- Formele relaties
- In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2020:2609
- Zaaknummer
- 20/04016
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/04016
Datum 22 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X1] AG te [Z1] , Liechtenstein, [X2] te [Z2] , [X3] te [Z3] , [X4] te [Z4] , Duitsland, [X5] te [Z5] , [X6] te [Z6] , [X7] te [Z7] , [X8] te [Z8] , [X9] te [Z9] , [X10] te [Z10] , [X11] te [Z11] , [X12] te [Z12] , [X13] te [Z13] , [X14] te [Z14] , [X15] te [Z14] , [X16] te [Z15] , [X17] te [Z16] , [X18] te [Z17] , [X19] te [Z18] , [X20] te [Z19] , [X21] te [Z20] , [X22] te [Z21] , [X23] te [Z22] , [X24] te [Z23] , [X25] te [Z24] , [X26] te [Z25] , [X27] te [Z26] , de erfgenamen van [X28] , [X29] te [Z27] , [X30] te [Z26] , [X31] te [Z27] , [X32] te [Z13] , [X33] te [Z28] , [X34] te [Z13] , [X35] te [Z5] , [X36] te [Z29] , en [X37] te [Z30] , allen domicilie gekozen te [Z31] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 oktober 2020, nr. 19/1107 AOW e.v.1, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 18/2903 e.a.) betreffende besluiten inzake de voorlopige vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden, vertegenwoordigd door M.J. van Dam, hebben tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.