Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:634, 21/03380
Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:634, 21/03380
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 april 2022
- Datum publicatie
- 22 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:634
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2021:1838
- Zaaknummer
- 21/03380
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03380
Datum 22 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
vertegenwoordigd door G. Veldhuisen
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN HET WATERSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 juni 2021, nr. 19/013111, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nrs. AMS 18/2117 en 18/5617) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de waterschapsbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het dagelijks bestuur van het Waterschap, Amstel, Gooi en Vecht, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.