Hoge Raad, 29-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:669, 20/03951
Hoge Raad, 29-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:669, 20/03951
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 april 2022
- Datum publicatie
- 29 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:669
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2020:2031, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/03951
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03951
Datum 29 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2020, nr. BK-19/007281, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. 18/4513) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslagen in de zuiveringsheffing en watersysteemheffing van het Hoogheemraadschap van Delfland.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.