Hoge Raad, 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:785, 21/02387
Hoge Raad, 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:785, 21/02387
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 mei 2022
- Datum publicatie
- 27 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:785
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2021:1307, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/02387
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02387
Datum 27 mei 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 7 april 2021, nr. 19/016531, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/1658) betreffende een beslissing van de Inspecteur om geen nader uitstel te verlenen voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2017.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.