Hoge Raad, 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:792, 21/03699
Hoge Raad, 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:792, 21/03699
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 mei 2022
- Datum publicatie
- 27 mei 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:792
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2021:2285, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/03699
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03699
Datum 27 mei 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 juli 2021, nr. 20/003511, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/1936) betreffende een van belanghebbende ingehouden bedrag aan loonheffing en premie Zorgverzekeringswet over het tijdvak augustus 2018.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P. Koch en M.J. van Dieren, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.