Hoge Raad, 07-07-2023, ECLI:NL:HR:2023:1082, 22/00961
Hoge Raad, 07-07-2023, ECLI:NL:HR:2023:1082, 22/00961
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 juli 2023
- Datum publicatie
- 7 juli 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1082
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2022:713
- Zaaknummer
- 22/00961
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/00961
Datum 7 juli 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 1 februari 2022, nrs. 21/00030 en 21/000311, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 19/7235 en AWB 19/7238) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor de jaren 2016 en 2017 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door H.M. van Vliet, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.