Home

Hoge Raad, 18-08-2023, ECLI:NL:HR:2023:1099, 21/02307

Hoge Raad, 18-08-2023, ECLI:NL:HR:2023:1099, 21/02307

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 augustus 2023
Datum publicatie
18 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1099
Formele relaties
Zaaknummer
21/02307

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/02307

Datum 18 augustus 2023

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 april 2021, nrs. 19/00440 tot en met 19/004511, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/3234 tot en met BRE 17/3243 en BRE 18/609 tot en met BRE 18/611) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2009, 2010 en 2011 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, een aan belanghebbende over het jaar 2012 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013, de bij die belastingaanslagen gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente respectievelijk belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door S. Önemli, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Ambtshalve bijgebrachte grond voor cassatie

Bij de in cassatie bestreden uitspraak heeft het Hof in de bij het Hof onder nummer 19/00448 geregistreerde zaak met betrekking tot de aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor 2013 de boete bepaald op 32 procent van de verschuldigde belasting. De stukken van het geding laten echter geen andere slotsom toe dan dat de Inspecteur bij die aanslag geen boete heeft opgelegd, zodat dit oordeel van het Hof op een kennelijke misslag berust. De bestreden uitspraak kan in zoverre niet in stand blijven.

4 Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure

5 Proceskosten

6 Beslissing