Home

Hoge Raad, 15-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1223, 22/02265

Hoge Raad, 15-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1223, 22/02265

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 september 2023
Datum publicatie
15 september 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1223
Zaaknummer
22/02265

Inhoudsindicatie

Bpm; art. 8:75 Awb; onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht; differentiatie per 1 juli 2021 van de waarde per punt voor beroep en hoger beroep in strijd met het discriminatieverbod.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/02265

Datum 15 september 2023

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 mei 2022, nr. 20/00355, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/427) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

2.1

De Rechtbank heeft het beroep betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen bij uitspraak van 14 mei 2020 ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade vanwege het overschrijden van de redelijke termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar en tot het vergoeden van de gemaakte proceskosten voor het beroep en van het door belanghebbende betaalde griffierecht.Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende bij uitspraak van 12 mei 2022 gegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank vernietigd maar uitsluitend voor zover het betreft het ontbreken van een beslissing omtrent de wettelijke rente over het griffierecht. Het Hof heeft de Inspecteur op de voet van artikel 8:75 Awb veroordeeld in de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand die belanghebbende heeft gemaakt voor de behandeling van het hoger beroep.

2.2

Het Hof heeft de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het hoger beroep op de voet van artikel 2, lid 1, letter a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vastgesteld overeenkomstig de bij het Besluit behorende bijlage. Het Hof is uitgegaan van de in punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage opgenomen waarde per punt zoals die met ingang van 1 juli 2021 geldt voor procedures die besluiten betreffen die zijn genomen op grond van hoofdstuk III van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorijwielen 1992.

2.3.1

Middel VIII richt zich tegen het hiervoor in 2.2 weergegeven oordeel van het Hof met onder meer het betoog dat geen rechtvaardiging bestaat voor het in onderdeel B1 van die bijlage gemaakte verschil in behandeling en dat het discriminatieverbod meebrengt dat de in punt 2 van dat onderdeel B1 vermelde waarde per punt wordt toegepast.

2.3.2

Het middel slaagt in zoverre op de gronden die zijn vermeld in rechtsoverwegingen 5.2 tot en met 5.8 van het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752.

2.4

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.5.1

Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3.2 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

2.5.2

De Inspecteur zal worden veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende voor het hoger beroep, bestaande uit kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad gaat daarbij uit van het door het Hof vastgestelde aantal punten per proceshandeling en de door het Hof toegepaste wegingsfactor van 0,25 wegens het gewicht van de zaak. Gelet op artikel IV van de Ministeriële regeling van 12 december 20221 en de op die regeling gegeven toelichting moeten die proceskosten worden berekend naar de waarde per punt zoals deze ten tijde van het wijzen van dit arrest geldt, dat wil zeggen naar een waarde per punt van € 837.2

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand gaat de Hoge Raad uit van de waarde per punt die is neergelegd in punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit (tekst vanaf 1 januari 2023).3

4 Beslissing