Hoge Raad, 15-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1240, 22/01569
Hoge Raad, 15-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1240, 22/01569
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 september 2023
- Datum publicatie
- 15 september 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1240
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2022:1038
- Zaaknummer
- 22/01569
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01569
Datum 15 september 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 maart 2022, nrs. 20/00602 en 20/006031, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 19/5799 en BRE 19/5800) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake invorderingsrente en besluiten tot verrekening als bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.