Home

Hoge Raad, 22-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1289, 23/00611

Hoge Raad, 22-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1289, 23/00611

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 september 2023
Datum publicatie
22 september 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1289
Zaaknummer
23/00611

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. De Hoge Raad wijst het verzoek om wraking af.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

VIERDE KAMER

Nummer 23/00611

Datum 22 september 2023

BESLISSING

in de zaak van

[verzoekster] te [plaats] (hierna: verzoekster)

betreffende het door verzoekster ingediende verzoek om wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.

1 De procedure

1.1

Verzoekster heeft beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 22/02129. Bij bericht van 9 februari 2023 is aan verzoekster meegedeeld dat op 17 februari 2023 in de hiervoor genoemde zaak uitspraak zal worden gedaan. Tevens is daarin meegedeeld dat de beslissing wordt genomen door de leden van de Hoge Raad J. Wortel, P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk.

1.2

Bij op 16 februari 2023 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen brief heeft verzoekster de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad (hierna ook: de wraking van de belastingkamer). De leden van de Hoge Raad tegen wie dit wrakingsverzoek is gericht, hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord.

1.3

Het verzoek om wraking van de belastingkamer wordt behandeld door de leden van de Hoge Raad V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock (hierna ook: de wrakingskamer). Bij op 23 maart 2023 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen brief, heeft verzoekster de wraking verzocht van de wrakingskamer. De Hoge Raad heeft het verzoek om wraking van de wrakingskamer afgewezen.1

1.4

Op 29 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek om wraking van de belastingkamer plaatsgevonden. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft verzoekster, bijgestaan door haar adviseur W. Lentink, het verzoek toegelicht aan de hand van een pleitnota. De advocaat-generaal W.L. Valk heeft tijdens deze behandeling desgevraagd meegedeeld af te zien van het nemen van een conclusie. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

2 Beoordeling van het verzoek om wraking van de belastingkamer

2.1

Op grond van art. 8:15 Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge art. 29 AWR is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.

2.2

Bij de behandeling van het verzoek om wraking moet worden vooropgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.2

2.3

Verzoekster legt aan haar wrakingsverzoek onder meer ten grondslag dat de behandeling van haar zaak door de belastingkamer van de Hoge Raad niet in het openbaar plaatsvindt, maar schriftelijk en dat onduidelijk is wie tot aan de bekendmaking van de raadsheren die uitspraak zullen doen de procedurele beslissingen in de zaak hebben genomen. Dit is volgens verzoekster in strijd met art. 6, 13 en 14 EVRM. Daarnaast heeft de belastingkamer het verzoek deze zaak voor prejudicieel advies voor te leggen aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens niet opgevolgd. Ook dit is in strijd met art. 6 EVRM, aldus verzoekster. Uit deze omstandigheden leidt verzoekster af dat de betrokken leden van de Hoge Raad reeds het plan hadden in haar nadeel te beslissen.

2.4

Niet valt in te zien dat uit de enkele aankondiging dat uitspraak zal worden gedaan valt af te leiden dat de raadsheren die de uitspraak zullen gaan doen vooringenomen zijn. De vrees van verzoekster dat de uitspraak in haar nadeel zal uitvallen en dat niet aan haar verzoeken tegemoet zal worden gekomen levert evenmin een grond voor wraking op. Ook voor het overige rechtvaardigen de door verzoekster aangedragen omstandigheden over de procedurele gang van zaken niet de conclusie dat de betrokken raadsheren vooringenomen zijn en evenmin dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

2.5

Het verzoek om wraking zal daarom worden afgewezen.

3 Beslissing

De Hoge Raad wijst het verzoek om wraking van J. Wortel, P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk af.

Deze beslissing is gegeven door de vicepresident V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.