Home

Hoge Raad, 06-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1388, 22/03447

Hoge Raad, 06-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1388, 22/03447

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 oktober 2023
Datum publicatie
6 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1388
Formele relaties
Zaaknummer
22/03447

Inhoudsindicatie

Verzoek om herziening nadat een eerder herzieningsverzoek niet-ontvankelijk is verklaard. Artikel 8:119, lid 1 Awb.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/03447

Datum 6 oktober 2023

ARREST

op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingediende verzoek om herziening van de arresten van de Hoge Raad der Nederlanden van 1 oktober 2021, nr. 20/013961, en van 16 september 2022, nr. 21/041622.

1 De arresten waarvan herziening is verzocht

Bij arrest van 16 september 2022, nr. 21/04162, heeft de Hoge Raad het verzoek van belanghebbende om herziening van zijn arrest van 1 oktober 2021, nr. 20/01396, met toepassing van artikel 80a Wet op de rechterlijke organisatie niet-ontvankelijk verklaard.

Vervolgens heeft belanghebbende opnieuw een verzoek om herziening ingediend. Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht.

2 Beoordeling van het verzoek om herziening

2.1

Belanghebbende heeft na het indienen van het verzoek om herziening een verzoek om wraking ingediend. Bij beslissing van 29 augustus 2023, nr. 23/025733, heeft de Hoge Raad het verzoek om wraking buiten behandeling gesteld en bepaald dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot de zaak met nr. 22/03447 niet in behandeling zal worden genomen.

2.2

Met betrekking tot het verzoek om herziening overweegt de Hoge Raad als volgt.

2.3

Voor zover het verzoek van belanghebbende aldus moet worden opgevat dat hij verzoekt om herziening van het arrest van de Hoge Raad van 16 september 2022, waarbij zijn eerder gedane verzoek om herziening van het arrest van 1 oktober 2021 niet-ontvankelijk is verklaard, heeft het volgende te gelden.

Volgens artikel 29 AWR in samenhang gelezen met artikel 8:119 Awb kan van een arrest van de Hoge Raad als bedoeld in artikel 29e AWR herziening worden gevraagd op grond van feiten of omstandigheden die tot een ander arrest hadden kunnen leiden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, Awb. Zelfs indien sprake zou zijn van dergelijke feiten of omstandigheden, heeft het daarom geen zin om met een beroep daarop te verzoeken om herziening van een arrest dat is gewezen op een verzoek om herziening. Een dergelijk verzoek moet niet-ontvankelijk worden verklaard.4

2.4

Voor zover het verzoek van belanghebbende aldus moet worden opgevat dat hij opnieuw verzoekt om herziening van het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 2021, heeft het volgende te gelden.

Als grond voor herziening van een arrest van de Hoge Raad als bedoeld in artikel 29e AWR kunnen op grond van artikel 29 van die wet in samenhang gelezen met artikel 8:119, lid 1, Awb slechts dienen feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór dat arrest, die tevens bij de indiener van het verzoekschrift om herziening vóór dat arrest niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die voorts, waren zij bij de Hoge Raad eerder bekend geweest, tot een ander arrest zouden hebben kunnen leiden.

Het huidige verzoek om herziening behelst geen feiten of omstandigheden als hiervóór bedoeld. Het gaat daarin slechts om feiten of omstandigheden die belanghebbende vóór het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 2021 reeds bekend waren. Daarom moet het verzoek in zoverre worden afgewezen.5

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing