Hoge Raad, 06-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1401, 20/03619
Hoge Raad, 06-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1401, 20/03619
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2023
- Datum publicatie
- 6 oktober 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1401
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:7945
- Zaaknummer
- 20/03619
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03619
Datum 6 oktober 2023
ARREST
op het door [X] B.V. (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 september 2020, nr. 18/010451, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 28 september 2018, nr. AWB 16/02622, betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2014 tot en met 30 september 2014 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld de betalingsonmacht te onderbouwen, maar heeft de betalingsonmacht niet aannemelijk gemaakt. Bij brief van 20 juni 2023 is dit aan belanghebbende meegedeeld. Daarbij is meegedeeld dat daarom niet wordt afgezien van het heffen van griffierecht. Tevens is daarin meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van eveneens 20 juni 2023 opnieuw gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier heeft op 14 augustus 2023 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is, eveneens op 14 augustus 2023, een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 14 augustus 2023. Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure
In deze zaak is beroep in cassatie ingesteld op 23 november 2020. Het tijdsverloop sindsdien tot het moment dat de Hoge Raad in deze zaak arrest wijst, levert wat de cassatieprocedure betreft een overschrijding op van de redelijke termijn met meer dan zes maanden maar minder dan twaalf maanden.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een boete opgelegd, die door de Rechtbank is verminderd tot € 9.236. Aangezien de aldus verminderde boete meer beloopt dan € 1.000, zal de Hoge Raad aan de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase gevolgen verbinden en de boete verder verminderen met 10 procent tot € 8.312.2
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.