Hoge Raad, 10-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1539, 21/04889
Hoge Raad, 10-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1539, 21/04889
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 november 2023
- Datum publicatie
- 10 november 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1539
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:9782
- Zaaknummer
- 21/04889
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/04889
Datum 10 november 2023
ARREST
in de zaak van
DE ERVEN VAN [A] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 oktober 2021, nr. 20/000411, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. 18/3143) betreffende de aan [A] voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden, vertegenwoordigd door W. Hulshof, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.