Hoge Raad, 10-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1542, 21/05425
Hoge Raad, 10-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1542, 21/05425
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 november 2023
- Datum publicatie
- 10 november 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1542
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2021:3783
- Zaaknummer
- 21/05425
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/05425
Datum 10 november 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 november 2021, nrs. BKDH-21/00703 tot en met BKDH-21/007101, op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 16/4802, HAA 16/4921, HAA 18/2522 en HAA 18/3696) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2014 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente onderscheidenlijk belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door V.C. Langenburg, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.