Hoge Raad, 10-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:183, 21/00526
Hoge Raad, 10-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:183, 21/00526
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 februari 2023
- Datum publicatie
- 10 februari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:183
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:4049
- Zaaknummer
- 21/00526
Inhoudsindicatie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Art 36 Invorderingswet 1990; art. 8:77 Awb. Unierechtelijke verdedigingsbeginsel; andere afloopcriterium.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00526
Datum 10 februari 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], België, (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, nr. 19/001651, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 17/5070) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling voor van [C] B.V. nageheven omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot 1 december 2008 en voor daarbij in rekening gebrachte heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.C.J. Schoenmakers, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.
2 Uitgangspunten in cassatie
Volgens de gegevens uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel was belanghebbende in de periode van 6 januari 2005 tot 1 december 2008 bestuurder van [C] B.V. (hierna: de BV).
Op grond van de uitkomsten van een door de Inspecteur ingesteld boekenonderzoek is aan de BV een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over tijdvakken in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 opgelegd. Daarbij is ook heffingsrente in rekening gebracht.
De van de BV over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 nageheven omzetbelasting en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente zijn onbetaald gebleven. Daarop heeft de Ontvanger belanghebbende als bestuurder van de BV aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven bedragen voor zover die zien op de periode 1 januari 2008 tot 1 december 2008.
3 De oordelen van het Hof
Het Hof heeft het bedrag waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld, verminderd met € 60.895 (en met de over dit bedrag in rekening gebrachte heffingsrente) wegens schending van het Unierechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging (hierna: het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel). Volgens het Hof had belanghebbende, indien hij voorafgaand aan de beschikking tot aansprakelijkstelling door de Ontvanger was gehoord, ten aanzien van de omvang van de door de BV in aftrek te brengen omzetbelasting een inbreng kunnen leveren die mogelijk tot een andere beslissing van de Inspecteur had kunnen leiden. Het gaat daarbij specifiek om de aan de BV in rekening gebrachte omzetbelasting van in totaal € 60.895 op door belanghebbende overgelegde facturen van 28 april 2008 en 26 mei 2008. Deze informatie was ook al beschikbaar ten tijde van het nemen van de beschikking tot aansprakelijkstelling, aldus het Hof.
Voor het overige heeft het Hof de aansprakelijkstelling gehandhaafd.