Hoge Raad, 10-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:211, 21/02318
Hoge Raad, 10-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:211, 21/02318
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 februari 2023
- Datum publicatie
- 10 februari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:211
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:3822, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/02318
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02318
Datum 10 februari 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 april 2021, nrs. 19/00479 en 19/004801, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/6398 en 16/6399) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen tot aansprakelijkstelling voor de van [A] B.V. geheven vennootschapsbelasting over het jaar 2008 en de van [B] B.V. geheven vennootschapsbelasting over de jaren 2008 en 2009.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P. de Haas, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.