Home

Hoge Raad, 24-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:300, 21/01688

Hoge Raad, 24-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:300, 21/01688

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 februari 2023
Datum publicatie
24 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:300
Formele relaties
Zaaknummer
21/01688

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/01688

Datum 24 februari 2023

ARREST

in de zaak van

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

tegen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 februari 2021, nr. BK-20/00527, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 19/2015) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling voor de van [A] B.V. te [Z] nageheven loonbelasting over de tijdvakken maart 2014 tot en met augustus 2018, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door P. de Haas, heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 21/01687 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4 Beslissing