Hoge Raad, 24-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:448, 21/01436
Hoge Raad, 24-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:448, 21/01436
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 maart 2023
- Datum publicatie
- 24 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:448
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2021:626
- Zaaknummer
- 21/01436
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/01436
Datum 24 maart 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 februari 2021, nr. 20/002311, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 17/6957) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de accijns en in de voorraadheffing.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door C. Goeman, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.