Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:488, 22/00456
Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:488, 22/00456
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 april 2023
- Datum publicatie
- 14 april 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:488
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1126
- Zaaknummer
- 22/00456
Inhoudsindicatie
Prejudiciële vragen in Caribische zaak (artikel 1c Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba); Landsverordening grondbelasting; tariefwijziging; wettelijke heffingssystematiek.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/00456
Datum 14 april 2023
PREJUDICIËLE BESLISSING
op het verzoek van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba aan de Hoge Raad om in het geding tussen
[X] N.V. gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)
en
de INSPECTEUR DER BELASTINGEN VAN ARUBA
de bij tussenuitspraak van 4 februari 2022, nr. AUA2020029361, op de voet van artikel 27ga AWR en artikel 1c Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorgelegde vragen bij wijze van prejudiciële beslissing te beantwoorden.
1 De procedure in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is op 31 mei 2019 een aanslag grondbelasting voor het belastingjaar 2019 opgelegd naar een tarief van 0,6 procent.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur deze aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij het Gerecht.
2 Het procesverloop bij de Hoge Raad
Bij tussenuitspraak van 4 februari 2022 heeft het Gerecht prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld op de voet van artikel 1c Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het Gerecht acht een antwoord op deze vragen nodig om te kunnen beslissen op het bij haar aanhangige beroep van belanghebbende tegen de aanslag grondbelasting voor het belastingjaar 2019.
Zowel belanghebbende, vertegenwoordigd door R. van Scharrenburg, als de Minister van Financiën van Aruba, vertegenwoordigd door [P] , hebben schriftelijke opmerkingen ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 29 november 2022 geconcludeerd tot beantwoording van de prejudiciële vragen zoals weergegeven in onderdeel 5 van de conclusie.2 De conclusie is aan deze beslissing gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën van Aruba heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3 Uitgangspunten
De Landsverordening grondbelasting (hierna: de Lgb) voorziet erin dat een jaarlijkse belasting wordt geheven op de op Aruba gelegen onroerende zaken en de zakelijke genotsrechten waaraan deze zijn onderworpen. Uitgangspunt van de Lgb is dat de belastbare waarde van een onroerende zaak bij aanvang van een vijfjarig tijdvak wordt vastgesteld en dat per jaar dienovereenkomstig een aanslag wordt vastgesteld. Voor aanvang van het vijfjarige tijdvak 2017-2021 is de belastbare waarde van de onroerende zaak van belanghebbende vastgesteld op Afl. 2.777.047.
Met ingang van 1 januari 2019 is de Lgb gewijzigd, onder meer in die zin dat het tarief van 0,4 procent is verhoogd naar 0,6 procent voor belastingplichtigen niet zijnde natuurlijke personen en dat de belastingvrije waarde ter hoogte van Afl. 60.000 is komen te vervallen.3
Voor het Gerecht is in geschil of aan belanghebbende een aanslag grondbelasting voor het belastingjaar 2019 kan worden opgelegd naar het gewijzigde tarief van 0,6 procent.