Hoge Raad, 21-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:556, 21/02106
Hoge Raad, 21-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:556, 21/02106
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 april 2023
- Datum publicatie
- 21 april 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:556
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:3277
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:399
- Zaaknummer
- 21/02106
Inhoudsindicatie
BPM; art. 9, leden 1, 11 en 13, Wet BPM 1992; art. 6a Uitv.reg. BPM 1992; bifuelvoertuig dat op benzine en ook op aardgas (CNG) kan rijden; welke brandstof doorslaggevend voor maatstaf van heffing; bewijs van omvang CO2-uitstoot in gram per kilometer.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02106
Datum 21 april 2023
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021, nrs. 20/00470 tot en met 20/004751, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 18/5720 tot en met AWB 18/5724 en AWB 18/5726) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 28 april 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende heeft zes gebruikte personenauto’s van het merk Volvo (hierna: de personenauto’s) vanuit Zweden naar Nederland overgebracht. In december 2017 heeft hij op aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan met het oog op registratie van deze auto’s in het Nederlandse kentekenregister. Vier personenauto’s zijn van het type V60 en twee personenauto’s van het type V70. De personenauto’s beschikken elk over twee brandstoftanks waardoor zij kunnen rijden op ofwel benzine ofwel samengeperst aardgas hoofdzakelijk bestaande in methaan (Compressed Natural Gas; hierna: CNG), ook wel aangeduid als aardgas.
Voor voertuigen van het merk Volvo, type V60 en type V70, is een zogenoemde EG-typegoedkeuring als bedoeld in Verordening (EG) nr. 715/20073 verleend. Deze typegoedkeuring gaat uit van een voertuigtype dat alleen is ontworpen om op benzine te rijden.
De personenauto’s zijn voor het eerst in 2014 in Zweden toegelaten tot het gebruik op de weg. De tot uitgifte van de kentekenbewijzen bevoegde instantie in Zweden heeft kentekenbewijzen uitgereikt waarop het nummer van de typegoedkeuring is vermeld, het type brandstof waarop het voertuig rijdt (“Bensin” en “Metangas”), en in de rubriek CO2-uitstoot de uitstootgegevens van elk van deze brandstoffen. De CO2-uitstoot van de personenauto’s is bij rijden op CNG lager dan bij rijden op benzine. Voor het type V60 is op de kentekenbewijzen een CO2-uitstoot vermeld van 182 gram per kilometer op basis van benzine en van 152 gram per kilometer op basis van CNG. Voor het type V70 is een CO2-uitstoot vermeld van 189 gram per kilometer op basis van benzine en van 157 gram per kilometer op basis van CNG.
Twee personenauto’s zijn in 2017 in het Nederlandse kentekenregister geregistreerd en vier personenauto’s in 2018. De RDW heeft voor vijf personenauto’s in het kentekenregister vermeld dat zij zowel op benzine als op CNG rijden. Voor de zesde auto is door de RDW in dat register alleen benzine vermeld. Verder heeft de RDW voor de personenauto’s van het type V60 in het kentekenregister een CO2-uitstoot van 182 gram per kilometer vermeld en voor de personenauto’s van het type V70 een CO2-uitstoot van 189 gram per kilometer. Deze gegevens over CO2-uitstoot corresponderen met de gegevens die zijn vermeld in de hiervoor in 2.2 bedoelde EG-typegoedkeuring, dat wil zeggen de volgens die typegoedkeuring gemeten CO2-uitstoot op basis van een benzinemotor. De RDW heeft de op de Zweedse kentekenbewijzen vermelde CO2-uitstootgegevens op basis van CNG niet in het kentekenregister opgenomen.
Belanghebbende heeft de voor de personenauto’s voldane bedragen aan bpm berekend door bij de toepassing van de in artikel 9, lid 1, van de Wet op belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (tekst 2017 respectievelijk 2018; hierna: de Wet) opgenomen tabel uit te gaan van de op de Zweedse kentekenbewijzen vermelde CO2-uitstoot in gram per kilometer op basis van CNG.De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van de CO2-uitstoot in gram per kilometer op basis van benzine. In verband daarmee heeft hij op 17 juli 2018 de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.
3 De oordelen van het Hof
Voor het Hof was in geschil of de Inspecteur terecht ervan is uitgegaan dat voor de personenauto’s als heffingsgrondslag voor de bpm moet worden aangesloten bij de - hogere - CO2-uitstoot in gram per kilometer op basis van benzine.
Het Hof heeft geoordeeld dat eerst op grond van artikel 9, lid 11, van de Wet moet worden vastgesteld welke brandstofsoort voor de heffing van bpm voorrang heeft. Indien de in dat artikellid voorgeschreven wijze van meting van CO2-uitstoot in gram per kilometer op basis van aardgas kan worden aangetoond op een in artikel 9, lid 13, van de Wet in samenhang gelezen met artikel 6a van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (tekst voor de onderhavige jaren; hierna: de Uitvoeringsregeling) voorgeschreven wijze, komt geen betekenis toe aan de CO2-uitstoot in gram per kilometer bij rijden op benzine, aldus het Hof.
Het Hof heeft vervolgens vastgesteld dat de daartoe in Zweden bevoegde instantie op de voor de personenauto’s afgegeven Zweedse kentekenbewijzen de CO2-uitstoot in gram per kilometer op basis van aardgas heeft vermeld. Het Hof heeft aan Europese regelgeving ontleend dat kentekenbewijzen die door een lidstaat van de Europese Unie worden afgegeven, de ‘CO2-uitstoot gecombineerd’ vermelden, dat wil zeggen de uitstoot van CO2 in gram per kilometer, tijdens een combinatie van gestandaardiseerde stadsrit en rit buiten de stad, getest op een rollenbank. Naar het oordeel van het Hof volstaat deze vermelding voor de aanname dat de CO2-uitstoot op basis van aardgas is gemeten volgens de Europees voorgeschreven methode als bedoeld in artikel 9, lid 11, van de Wet. Aangezien met een dergelijk meetgegeven de CO2-uitstoot op basis van aardgas is bewezen volgens een bewijsmiddel genoemd in artikel 6a, letter b, van de Uitvoeringsregeling, heeft de mate van aardgasuitstoot op grond van artikel 9, lid 11, tweede volzin, van de Wet voorrang en zijn meetgegevens van de benzine-uitstoot van de personenauto’s niet relevant, aldus het Hof.
Omdat de meetgegevens op de Zweedse kentekenbewijzen de enige kenbron van de CO2-uitstoot op basis van aardgas in de zin van artikel 6a van de Uitvoeringsregeling zijn, is belanghebbende bij het berekenen van de verschuldigde bpm terecht van die uitstootgegevens uitgegaan, aldus het Hof.