Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:575, 23/00961
Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:575, 23/00961
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 april 2023
- Datum publicatie
- 14 april 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:575
- Zaaknummer
- 23/00961
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. De Hoge Raad stelt het verzoek om wraking van R.J. Koopman, M.T. Boerlage en J. Wortel buiten behandeling en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot de zaak met nummer 22/01787 niet in behandeling zal worden genomen.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer 23/00961
Datum 14 april 2023
BESLISSING
in de zaak van
[verzoekster] te [plaats] (hierna: verzoekster)
betreffende het door verzoekster ingediende verzoek tot wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.
1 De procedure
Verzoekster heeft bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 22/01787. Bij bericht van 23 februari 2023 is aan verzoekster meegedeeld dat op 3 maart 2023 in de hiervoor genoemde zaak uitspraak zal worden gedaan en dat de beslissing zal worden genomen door de leden van de Hoge Raad R.J. Koopman, M.T. Boerlage en J. Wortel.
Bij op 2 maart 2023 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen fax heeft verzoekster de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad. Dit wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 23/00961. De drie leden van de Hoge Raad tegen wie het wrakingsverzoek is gericht hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord.
2 Beoordeling van het verzoek
Ingevolge artikel 8:16 lid 2 Awb moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek voldoet niet aan de motiveringseis als iedere motivering ontbreekt. Daarvan is slechts sprake als ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de desbetreffende rechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Een dergelijk verzoek kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb1 en kan misbruik van procesrecht opleveren.2
In aansluiting hierop bepaalt artikel 2.3.2, aanhef en onder a, Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd. Artikel 8:18 lid 1 Awb staat daaraan niet in de weg. Dat voorschrift is immers alleen van toepassing indien sprake is van een verzoek dat kan worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb. Die uitleg sluit ook aan bij de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, inhoudende dat de hoofdregel dat de behandeling van een wrakingsverzoek niet achterwege mag worden gelaten, alleen geldt bij een verzoek dat “does not immediately appear to be manifestly devoid of merit”.3
Verzoekster heeft in haar fax van 2 maart 2023 het volgende aangevoerd:
“I have just been informed about the names of the panel. I wrote a number of times regarding the case in question previously, but was provided no information. I have to wraak the judges, as it is formally the judges who are supposed to ensure that cases are handled without detriment to either parties, even if the party is the claimant in person. The Hoge Raad is the last instance, and (administrative) irregularities lead juridical mistake to which there is no remedy. There have been irregularities with sendings by the Hoge Raad, some of them are particularly disturbing and indicate deliberate interference with the process. It came to my knowledge that not all letters announced by the Hoge Raad to have been actually posted. Apparently, judges in question have not done necessary checks, while my side was not heard.
I would like to explain the wraking request orally and will provide full grounds at the hearing. In order to provide detailed grounds I need to have access to the documents of the file. I have been requesting inzge before, but have not heard back. I therefore have to ask once again to to send me the full copy of the file or schedule inzage, now in conjunction with the wraking procedure.”
Verzoekster maakt in haar verzoek een aantal opmerkingen naar aanleiding van de bij de Hoge Raad aanhangige zaak, maar voert geen concrete omstandigheden aan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de drie leden van de Hoge Raad schade zou kunnen lijden of daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Voor het aanvoeren van nadere gronden ter zitting is geen plaats, nu op grond van artikel 8:16 lid 3 Awb alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Daarmee is van een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 8:15 Awb geen sprake.4Mede gelet op de frequentie waarmee verzoekster ‘verzoeken tot wraking’ indient in de belastingzaken waarin zij procedeert en waarin zij soortgelijke algemene klachten ventileert, maakt verzoekster evident misbruik van het middel van wraking. Ook dit ongemotiveerde verzoek kan in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Om deze redenen zal de Hoge Raad het verzoek buiten behandeling laten, en op grond van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de zaak met nummer 22/01787 niet in behandeling zal worden genomen.
3 Beslissing
De Hoge Raad stelt het verzoek om wraking van R.J. Koopman, M.T. Boerlage en J. Wortel buiten behandeling en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot de zaak met nummer 22/01787 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de vicepresident V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A. Woller-van Welie, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.