Hoge Raad, 09-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:888, 21/03143
Hoge Raad, 09-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:888, 21/03143
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 juni 2023
- Datum publicatie
- 9 juni 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:888
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:638
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:699
- Zaaknummer
- 21/03143
Inhoudsindicatie
Beschikking inzake belastingrente; art. 9, leden 4 en 5, Wet op het BTW-compensatiefonds; artt. 30h en 30hb AWR; terugvordering van bijdragen uit BTW-compensatiefonds na vernietiging van naheffingsaanslagen in de omzetbelasting; wettelijke bepalingen die berekenen van rente ter zake van teruggevorderde bijdragen voorschrijven onverkort van toepassing.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03143
Datum 9 juni 2023
ARREST
in de zaak van
GEMEENTE [X1] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 juni 2021, nrs. BK-20/00748 tot en met BK-20/00750, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 19/3500, SGR 19/3502 en SGR 19/3504) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Brouwer, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 29 juni 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.1
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 21/03144, ECLI:NL:HR:2023:815.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.