Hoge Raad, 02-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1087, 24/00709
Hoge Raad, 02-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1087, 24/00709
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 augustus 2024
- Datum publicatie
- 2 augustus 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1087
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2024:335
- Zaaknummer
- 24/00709
Inhoudsindicatie
Vermogensrendementsheffing ook onder de Herstelwet strijdig met art. 1 EP in combinatie met art. 14 EVRM; Werkelijk rendement; Rechtsherstel; Geen rentevergoeding.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/00709
Datum 2 augustus 2024
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 23 januari 2024, nr. BK-23/381, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/3911) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
2 Uitgangspunten in cassatie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.950 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.813.
Tijdens de beroepsprocedure heeft de Inspecteur naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, de aanslag wat betreft het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd naar € 2.299. Vanwege deze vermindering is aan belanghebbende € 4.054 inkomstenbelasting in box 3 terugbetaald. De Rechtbank heeft de aldus verminderde aanslag gehandhaafd.
3 Procedure voor het Hof
Voor het Hof was in geschil of belanghebbende recht heeft op een rentevergoeding over de periode tussen de betaling van de box 3-heffing en het moment van de in 2.2 genoemde terugbetaling.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op rentevergoeding op basis van de rentevoet die is neergelegd in artikel 30hb AWR.