Hoge Raad, 22-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1410, 22/04115
Hoge Raad, 22-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1410, 22/04115
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2024
- Datum publicatie
- 22 oktober 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1410
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2022:3895
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:895
- Zaaknummer
- 22/04115
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit grootschalige verduistering van beleggingsgelden. 1. Ontneming van w.v.v. van rechtspersoon bij natuurlijk persoon. Kon hof oordelen dat bedrag dat betrokkene zou hebben verduisterd (volledig) als w.v.v. van hem persoonlijk (en niet van B.V.) kan worden aangemerkt? 2. Kon hof oordelen dat niet aannemelijk is geworden dat w.v.v. aan betrokkene en medebetrokkene is komen te ontvallen (behoudens bedrag van € 42.352,39) waardoor sprake zou zijn van “dubbele ontneming”?
HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/04083 P.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/04115 P
Datum 22 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 november 2022, nummer 20-000102-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
hierna: de betrokkene.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman R.J. Baumgardt heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2024.